Wij willen feesten met rammelende guitaren, en grote kleurige kettingen, rinkelende armbanden, lekkere meiden, veel meiden, neuken waar we willen, onder de blote hemel in het gras of in een berghok, met z’n tweeën of met zijn tienen. Sodemietert niet. We willen dromen, grote exotiese dromen, van insecten, gele en blauwe vogels. Pa, als éen van je finantiële instellingen zo bankroet was als de huwelijken die ik om me heen zie, dan waren ze al lang de grond ingestampt, in je kreupele maatschappij. Klets niet over drugs, Pa, het huwelijk van jou en Moe is de rotste drug, die ik ken. Jullie leven al ja-ren volmaakt verdoofd en jullie merken het niet eens. Jij bent geen man meer, Pa, je bent een oude kwijlebabbel, de kwijl sabbelt langs je zure mond. En moeder, de stumper, weet ze veel. Ze denkt, ik heb mijn hele huwelijk mijn best gedaan, gekookt en gedraafd, geboend en gepoetst. Ik was een fatsoenlijke vrouw, geen drei, alles in het nette, want HET NETTE is de HEILIGE KOE, is bij jullie huisje aan huisje, Pa, met nette schone stoepjes en witte vitrages, gepoetste bellen en verhalen van: heb je die van de overkant gezien? Die hokt met een vent, die hep zowat elke week een ander, smerig wijf, en dan die kerel van drie-hoog, vuile flikker, pas op voor onze jongen, ze grijpen ze zo, ze moesten ze