BED. Het Bed had ik al schaal één op tien meegemaakt. Het was mijn zoet geheim, een smakelijke bokaal, die ik gedronken had, met wat bitterheid om het afscheid.
Wel verlangde ik naar een nieuwe bokaal. Het was toch verdomd interessant geweest.
Laat ik nu maar meteen vaststellen dat Louis B. voor mij geen enkele aantrekkelijkheid bezat. Als hij het repetitielokaal binnenkwam met zijn grote, stoere stappen, machtig, beroemd, zelfbewust, de hoed wat achterover, krullend haar eronder uit en je aankeek met peilende, aanrandende ogen dan dacht ik: ik vind er niets aan. Hoe is het mogelijk dat de vrouwen daas worden als hij speelt, als hij de kleedkamer binnenkomt. Omdat hij een vrouwenkenner was, had hij mij direct door. Hij wist dat ik in kunstenaarskringen was grootgebracht, dat hij althans voor mij geen aureool van buitenissigheid had. Ik had soms het gevoel, dat hij dat wel rustig vond. Ik bracht geen problemen. Ik had ook niet de behoefte rollen te verdienen op de zitbank in zijn privékantoor. Ik heb zelfs op diezelfde zitbank met hem zitten praten over alle mogelijke onderwerpen. Wel was ik op mijn hoede. En ik heb in tegenstelling tot de anderen, die op die zitbank ‘klaar’ of niet-‘klaar’ zijn gekomen, geleerd, hoe je met de radar van bewuste koelheid zelfs de meest vurige man in toom houdt.
Dan te denken, dat de dochter van een bekende professor zich in haar klerenkast had verhangen,