miep: O, nee, schatlief, zoo bedoelde ’k ’t niet. Zalig, ’n ver-jaarsdineetje - enfin seul - eindelijk alleen, zonder die. . . . 5k Wou dat ze nog minstens 5n paar maanden heerlijk-ziek bleef. . . . mop:. . . . Miep!
miep:. . . . Gut, dat denken we toch allemaal! En nog zaliger: ze is uit. mop: Uit? jasper: Uit.
nanning: (genoegelijk spellend) U. I. T Uit.
mop: Goddank.
miep: Zie je, nou zegje ’t zelf! Hahaha! Ga je mee koken schatlief?
jasper: Met vuur. (bij de deur met de bus in de hand) Stoven of bakken, Mop ?
mop: Nee, toe, Jasp, haal geen gekheid uit! (Jasper en Miep schaterend af).
VIJFDE TOONEEL
MOP NANNING
mop: Prettig, hè, als ’r zoo smakelijk gelachen wordt. . . . nanning: Wil u gelooven, schoonmama, dat, toen 5k meneer - voor ’k aanzoek om Miep dee - op straat zoo gebrekkig zag loopen, en hij altijd zoo ernstig aan ’t werk was, als 5k (met glimlach) van 5t hondehok naar binnen keek - dat 5k *t toen voor onmogelijk hield, dat die sérieuze man ooit opgewekt kon zijn.
mop: (bezig rnet de tafel) Dan heb je je heel erg vergist, Nan^ ning - ik ken in de heele stad, en misschien op de heele wereld, geen tweede mensch met zoo’n altijd egaal humeur en met zoo’n te benijden, niet te beschrijven blijmoedigheid.
55