ZEVENDE TOONEEL
E E F MOP
mop: Nou mag ’t raam zeker weer open, Eef?. ... De lucht wordt helder. . ..
eef: (humeurig). . . . Wat vraagje mijn voor alles permissie! Je doet toch watje zélf wil!
mop: D’r was niks beschadigd. Je bed en de sprei waren zoo
droog as kurk. En Piet heb ’k toegedekt (stilte. Eef verzit
nijdig). ’k Heb je toch niet te lang alleen gelaten?
eef: Mensch, praat niet zooveel. . . .
mop: Weetje wie dat was?
eef: Nee. ’t Interesseert me niet.
mop: Hè, blijf nou zoo gezellig as daarnet!. . . . ’k Leg je toch niks in de weg. . ..
eef: (opvliegend).... Ik zegje een ding, dat asje me - nee
’k zeg je nog niks!. . . . (houdt zich met moeite in, gaat nijdig
naar de deur, smijt die achter zich dicht, keert dadelijk terug). . . .
Wat mot die snotneus van hier-achter van Jasper?.. ..
mop: Hoe kan ik dat weten?
eef: Da’s de kwajongen van ’t kippenhok.
mop: Maar Eef.. ..
eef: Maar Eef! Maar Eef! .... D’r gebeurt niks van.....
Ik,... laat me de kwajongen van ’t kippenhok over de vloer kommen, terwijl ik krom voor jullie leg!. . . . Met ’n hoogen hoed op en handschoenen an, jawelda !. . .. Dat ontbrak ’r an!....
Da’s lajenlichten en flesschentrekken!
mop: Zou je wat zachter willen spreken?
eef: Zachter?. ... Voor wie!. . . . Voor wat!.. .. Fluiten!
Ja, ik laat daar fluiten! De heele buurt haal ’k bij mekaar as
’t noodig is! Mot jij d’r iemand zóó in laten vliegen?. . ..
27