46 ’n jodenstreek?
gen schrijven kon. Eens maakte hij kennis met een knap musicus, die met zijn eigen godsdienst dweepte en hatelijk, onverdraagzaam was tegenover andere. Hij brak de
kennis met dien man af :____ „Van gewone
menschen begrijp ik veel. Bij ’n artist kan ’k geen kleinheid velen. Die moeten voelen wat ’n vorm beteekent, hoe laf die is tegenover God Die man is geen artist, die
mist zuiver sentiment ”
„Mag ik je voorstellen ? Mijn nichtje Dora____
m’n vriend Max Kremer ”
Ze bogen voor elkander. De neef liet ze alleen en met een diepe bewondering bleef Max voor ’t slanke meisje staan.
’t Was op een fancy-fair. Dora was bloem-verkoopster. Ze zag er onschuldig, zonnig uit, lente-koninginnetje van ’t feest, ’t Was bijna voor ’t eerst, dat de jonge man een vrouw in baltoilet, in dat gracieuse, verleidelijke glinsterkleed zag. Die indruk drong in