40 ’n jodenstreek?
gebed op, om de ziekelijke vrouw niet te ergeren, deed ’t met een toonloos geluid, denkend aan schoolzaken of andere dingen. De jaren verliepen. Boeken werden verslonden. Multatuli had de plaats van een afgod in de harten van de twee vrienden veroverd. Ernstiger, meer ontwikkeld zochten ze als twee vroegrijpe menschjes, naar de oorzaak van alles. In ’t hart van Max nestelde zich onwillekeurig een vurige natuuraanbidding, ’t gevolg van de behoefte om een Iets — wat doet de naam er toe! — te ver eer en, in zich om te dragen. Uren kon hij rond-loopen buiten in de velden, in de bosschen, met stille, warme verrukking voor al ’t levende, aangegrepen door ’t onverklaarbaar schoone om hem heen. Uren kon hij kijken naar een eenvoudig bloempje, met een bekruiping van poëtische extase, met zinnelijk opgaan in ’t kleine vormpje, met heete popeling om ’n onbegrepen dank te uiten.