’n jodenstreek? 39
gymnasium hervat. Inniger sloot Max zich bij zijn vriend aan en de twee knapen, in zoo verschillende richting opgevoed, konden avonden lang als volwassen menschen over de meest ondoorgrondelijke dingen met ’t grootste aplomb redeneeren.
Meestal dreef Aby zijn brutale meeningen door, want ’t besliste „ik zèg” maakte een grooten indruk op ’t nog weifelend karakter van den ander. En langzamerhand bleef Max uit de Synagoge weg! Oom was er niet meer om hem te bestraffen; tante — kwakkelend, ziekelijk na den dood van haar man — ging zelf niet meer naar de kerk. De stelling, dat er geen Opperwezen is, schoot dieper en dieper wortel, in ’t gemoed van den knaap. Eerst liet hij zijn middaggebed met zekere huivering na. ’t Eten bekwam hem even goed. Toen bad hij ’s avonds niet meer, voelde zich tóch angstig, alsof hij iets verkeerds deed. Ook dat ging over. Vrijdag en Zaterdag dreunde hij ’t Hebreeuwsch