43
Brandsma. Dat kennen we ’m altijd vragen.
Johanna. ’n Heer die zoo goed as de heele huur betaalt....
Brandsma. Dat mot je nou nog is zeggen! Asof we ’t niet weten!
Johanna. En as je verhuist — wie mot de kosten van ’t verhuizen betalen — en de gordijnen, die niemeer passen — en ’t zeil — en de andere onkosten____
Brandsma (schreeuwerig). Ik ga niet verhuizen. 'k Heb ’r geen centen voor!
Johanna. Wie heit je gevraagd om dat ding te huren!
Brandsma (schreeuwend). Dat hei jij gevraagd ! Jij ! ’k Ga morgen na ’n advocaat!
Johanna. Daar hei je geen centen voor!
Brandsma (schreeuwend). Dan breng ’k me horloge na de lommerd!
Johanna. O god, dat hebben ze gehóórd — d’r piano speelt niemeer.
Brandsma (fluisterend). Ja, ze leggen te luisteren. Vooruit zingen! (begint te zingen: „An de oevers van ’n snelle vliet, 'n treurend meissie zat, ze schreide en ze treurde haar beide oogies nat /” — Barend en Johanna vallen in)