I9
Barend {verlegen). As we weten dat u thuis ben, trekken we niet an de bel.
Heer op kamers. As ’k niet thuis ben, hoort u ’t nóg niet te doen!
Johanna {angstig). Ik heb u toch van morgen verteld, meneer, van die ongemanierde men* schen ....
Brandsma Die ons niet met rust laten.
Barend (nijdig). Nee, geen oogenblik, meneer.
Heer op kamers. Neem me niet kwalijk, maar dat neem 'k niet zoo an. U heeft me van morgen ’n héél andere voorstelling gegeven. U heeft me gezegd, dat die menschen met opzet hinderen. En nou ben ik zelf ongemerkt getuige geweest! Ja, ongemerkt getuige! Ik moet op m'n woord zeggen, dat uw houding hoogst onfatsoenlijk is. Wie in de heele stad maakt zulk ongepermiteerd burengerucht, om ’n on-noozele piano?
Barend. Ik kan niet werken bij dat gerammel.
Johanna. Nee. daar kan-ie niet bij werken, meneer.
Brandsma. De jongen zit voor z'n examen te blokken — en wat ’n examen!