Vierde Bedrijf
Pancras’ huiskamer, als in het tweede bedrijf. Middag.
Elsje
(tot Marianne, die het daags tafelkleed op de tafel legt) Hebt u al koffie gedronken?
Marianne
(de dienbak opnemend en voor zich houdend) Ja. Had je mee willen drinken?
Elsje
Daar loop ik voor uit school weg. Anders zijn jullie toch niet zo vroeg. Marianne
(naar de linkse deur) Als-je even wacht, breng ik een kopje.
Elsje
Nee, dan ga ik eerst naar de boekwinkel, (naar de achterdeur) Marianne, is ’t waar? ... (aarzelt)
Marianne
(bij linkse deur) Wat?
Elsje
(aarzelend) Dat jij... Dat jij... Goh, wat gek, dat ik tegen jou oma moet gaan zeggen... (gierend van ’t lachen af Marianne kijkt haar na, gaat met de dienbak door de linkse deur. Het toneel blijft enige ogenblikken leeg.)
Dirk
(rondkijkend) In orde. Hij is er niet.
Henk
(op z’n horloge kijkend) Half een. We kunnen niet te veel tijd verliezen. Best kans, dat Jozef ’m niet zo lang aan de praat houdt.
89