Schakels

Schakels

Margriet

O, jawel. Daar heb je de koe weer...

Jan

(driftig) De koe! De koe! Welke koe heb je daar weer? Het was dik óver half twee.

Margriet

(ijzig) Half één.

Jan

(driftig) Om half een heb je pas ’t hete water op mijn grok geschonken!

Margriet

(drensend) En wat zou dat? Heb je een üür nodig gehad om je grok te drinken?

Jan

(driftig) Een uur! Ja! ’t Was steenkoud toen ik de eerste slok nam!

Margriet

Dat moetje een ander wijs maken! Jij en kouwe grok zijn twee!

Jan

Dus ik lieg!

Margriet

Dat weetje zelf ’t beste.

Jan

(windt zich op, bedaart, betrekt Elsje bot - betogend in de kwestie) .. Als je - om half een ’n hete grok krijgt - en - en - je proeft er van als - die koud geworden is - hoelang heeft ’t dan geduurd? Nee, dat moet je nou ’s aan je moeder voorrekenen!

Margriet

Wees de wijste en hou je mond, Els! - Bij je vader blijft grok de hele nacht warm. Ik zou mijn vest dichtknopen. Ik zou mijn boord omdoen. Ik zou mijn vuile handen wassen. Ik zou mijn schoenen aantrekken.

Jan

Jij kan door de grond zakken!

Margriet

Door de grond zakken! Dat wenst zo’n vent je op de dag dat-je zeventien jaar getrouwd ben, terwijl je je uitslooft om alles voor de visite klaar te zetten! Ik wou dat ik je nooit gezien had!

63