202
■en ieder breng zijn broeder, zijnen vriend, zijn bloedverwant om ’t leven, die diende dezen afgod!” — Drie duizend man hebt gij gedood, O
Mozes in naam van d’ Eeuw’gen God! Heeft
God U oók gefluisterd toen het woord: Gij, Mozes, zult Mijn naam niet ijdellijk gebruiken! Want Ik ben niet wraakzuchtig, Ik ben niet ijverzuchtig .... Ik ben een God van Liefde......
— Semmie, Semmie, mijn kind Hoor de
hooge geboden, ontvloden aan Gode, den Heen Zoek niet in droeve vermoeien de boeken te snoeien der Heilige leer! . .. .
„Gedenk steeds den Sabbath om dien te heiligen. Zes dagen kun t gij arbeiden en'al uw werk verrigten. Doch de zevende dag is een rustdag, ter eere van den Eeuwige, uwen God; dan zult gij geen werk verrigten, noch gijzelf, noch uw zoon of uwe dochter, noch uw dienstknecht of uwe dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die binnen uwe poort is. Want in zes dagen heeft de Eeuwige den hemel en de aar de, de zee en al wat er in is gemaakt, en op den zevenden dag gerust; daarom