F L E O
I
PHAETON
PERSONEN
Een Baakwachter.
Een Vreemde.
Rood van zachtrood licht, in vreemden gloeigïans> de hooge koepelvormen der stille torenkamer. Met krijschend gewrijf tegen hard-ijzren wande.1t giert orkanengebriesch, als het heftige rukken van kleeden van zwart-grijze vrouwen. Want klapperend kleeren-geklipklap van wee7iende zwartgrijze vrouwen in stormend gevlucht' is windengevlaag, is winden-gejammer door donkere landen.
In het roode licht in stilte der kamer■ met loeien van stormwind in het zwart van den nacht die door stralende licht van den toren bescheneny zat zóo de wachter: