Zeer moeilijk, oude man, is gaan op wegen, alléén bij ’t matte schijnsel van die roode Zon. Sterren zijn er geen. De zee kruipt als een grijs gedrocht. . . Wolken krimpen zwart van angst .. . Zwart is het strand . . . De voeten groeien vast in ’t natte-zwarte zand bij iedren loomen, monotonen tred... In ’t grenzelooze, koude zwart, alléén, zag ’k ze öm me heen, oneindige visioenen, gestoei van schaduw zonder lichaam. Gefluisterd hebben ze onzegbre dingen, in zwarte tranentaal, tot ’k stil heb meêgeweend in onverklaarbaar willenweenen, in troosteloos gesnik van-wat-geen-reden-had, van wrat zoo hoog-wranhopig was . . .
Dat alles heeft me wit gemaakt, heeft gluiprig me geteerd het vleesch van ’t jonge lijf.
Ik ben van wreenen oud en moe... ’k wou wel rusten in die roode Zon, die bloed’rig Licht gloort op het zwart geklots van water.. .
Hier is het mooi en rustig . . . Hier is het stil-gelukkig, alsof je kijkt in klare Kinderoogen .. .
DE BAAK WACHTER.
Ga nu! Ga nu!... ’t Is angstig hier en buiten. In mijnen bijbel staan gebeden aan d’Eeuwig reine moeder God’s ... Ik mag met niemand spreken dan met Haar in smeeking voor het Licht...