geval, noch tegen den algemeenen geest-van-verwording in de letterkundige aanschouwing van dit land, dat deze inleiding gesteld wordt.
In littérairen zin van de gemoedelijkste onverschilligheid, onbereikbaar voor de gevreesden-van-vandaag, de góden met den eenen voet in de eeuwigheid, den anderen in ’n krant, meenen we dat onze période-van-zwijgen nog niet geheel is gekomen, vooreerst niet komen kan.
In de groote pers geen gastvrijheid vindend, om onze overtuiging uiteen te zetten, doodgezwegen of met ’n handigheidje terzij-geschoven, achten we het zeker nuttig vermaak de drukken en herdrukken der eigen schrifturen van een polemisch allerlei te voorzien, hetwelk hier en daar ’n lezer, niet door lieve vrienden voorgelicht, tot meditatie van ook onze bedoelingen kan verschalken.
De vergissing van den sociaal-demokratischen auteur in het bijzonder, is zijn geloof aan een eigen, wel-doordachte, wils-rijpe levenslijn.
’t Eerste 't beste liberaal lidje van ’n gemeente-raad of van de Kamer — tijdgenoot, van huis-uit merkwaardiger dan ’n auteur — heeft het recht tegen onjuiste opvatting van zijn argumenten over rioleering en verlichting, in Raads- en Kamer-overzicht, protest aan te teekenen.
Een auteur, niet in deze dadelijke belangen-richting werkzaam, wordt als een onmondig beestje behandeld.
De zaak heeft hare tragische zijde — voor hen, die de schrijver meende te helpen.
Een voorbeeld uit vele: — het Spel-van-de-zee Op hoop van zegen vestigt op „zekere misstanden” de publieke aandacht, anno 1899. Bezadigd aan, na mudden vuil, kolommen laster, daagt eene gedeeltelijke kentering, eind 1906. Hulde!
Sinds 1898 worden fragmenten uit het groote-stadsver-haal Diamantstad, zonder rillerige bedoeling van epos, romantiek, literatuur gepubliceerd — ’n auteur, enkel gegrepen, ontroerd door misdadige ellende, praat met zijn Gemeenschap.
6