nou voor gewerkt van negen tot zes, de hele dag druk in de weer, op kantoor en voor commissies. - En dan kwam je hongerig thuis - en verpestte zij je rustige uurtjes. -Dacht ze ooit aan hém? - of hij moe was? - of hij behoefte had aan rust en gezelligheid? - n Mispunt was ze - ’n egoïst - n nare, ellendige meid - kijk nou die huiskamer is - alles zo gezellig - en de tafel zo vriendelijk - en dat zij je maar laat zitten als n hond, zonder eten - en nou al zeven uur - van half een af tot nou an toe niks gegeten -en strakkies weer werken, wérken! - Voor wie werkte je? Je werkte voor haar, voor jezelf had je niet zoveel nodig.
- Die egoïst - die lamme, lamme meid - zo smerig-kop-pig - om die haas te brajen - n haas van twee gulden vijftig voor burgermensen! - ’t kwam niet te pas als je op de kleintjes moest passen om n haas te eten - voor Koos was ’t wat anders - die kréég ’m - en Trui was zo ziekelijk
- en ’m te duwen, te düwen, alsof die n kwajongen was
- en zo leeg, zo beroerd als je je voelde zonder eten - kijk d’r nou zitten als n martelares. . .! ’n martelares! Wat bliksem, ik wou toch gehakt eten. . .!
Verbitterd zat hij te drensen, moeder wordend, lustelozer.
Zij bij de tafel was plotseling kalmer geworden na haar uitval, probeerde zichzelf weder op te winden. - Was ’t waar of niet? - Had ze niet de hele dag in dat nare keukentje gezeten? - Had ze zich niet uitgesloofd om hém te verrassen? - Zo laag, zo gemeen, zo misselijk om alles kóüd te laten worden - alles koud als ijs - niks kon je meer eten - en waarom nou? - Omdat zij die haas had gebrajen. - Nee maar, stel je nou is voor ’n gebrajen haas an Koos te zenden! - Wat zou die wel denken? - Dan
148