stoel ondersteboven werd gesmeten en de glazen op de tafel licht-trillend bewogen, werkte zoo aanstekelijk, dat Duczika sneHer en voller speelde, en Erich en Betty 't geknipper der vinger-castagnetten met ratelend handgeklap begeleidden.
Dan, ineens, was 'r n schrik-stilte.
Duczika verstarde op de piano-tabouret — Lotte bleef staan of ’r iemand vast had gegrepen — Betty keek met groote angst-oogen, en zelfs Erich, nog altijd met den vrouwenhoed op 't hoofd, hield de handen, waarmee-ie nog pas geklapt had, of 'r 'n ding van niet te overkomen tegenstand tusschen was geraakt, in gapende sparring.
’r Klopte iemand met ’t een of ander stuk hout, dringend en heftig tegen de huisdeur. En zelfs nu de piano zweeg, de handen niet meer spektakelden en Betty’s voeten ’t zeil niet meer be-tipten, nu r n stilte van ademlooze monden en bleeke gezichten was, klopte en hamerde ’t voort tegen 't paneel.
„Half drie — wie kan dat zijn?”, sprak mama *t eerst, en zonder 'n antwoord af te wachten, gaf ze zich zelf 'n repliek, die vermoedelijk den spijker op den kop sloeg: „dat komt van je pianogespeel zoo laat in den nacht! Da’s natuurlijk een van de buren!'*
„Hè!", zei Betty met 'n doodswit gezichtje 'n slok van 'r glas nemend: „m’n hart bonst ’r van!"
„Dan zullen we dat heer ’ns te woord staan", praatte Erich toch wat onzeker, en met haastig-plukkende vingers knooptere de blouse los, liet den rok vallen, smeet den hoed op de tafel, en z’n broekspijpen neerstroopend, terwijl-ie op de deur toeliep, zette-ie al in de gang *n grooten mond tegen den „proleet" die ze zoo onverwacht de stuipen op ’t lijf had gejaagd, en die nu weer den schelknop bedrukte, op: „nou, is 't gedaan! Ben je gek, kerel, om zoo'n herrie te schoppen! Afgeloopen hoor!"
Ook Poldi, bang voor Erich’s drift — hij kende de opvliegendheid van z'n vriend en nog meer z'n lust, om 'r met de ijzersterke meisjeshanden op los te slaan, als ’m wat in den weg werd gelegd — was, met de groote vuisten in de zakken, in de gang gekomen. In de kamerdeur-opening, schichtig kuddetje schapen, drongen zich de meisjes en mama te hoop.
„Hang eerst den ketting in den haak, Erich!", waarschuwde Betty.
„Hou je voet tegen de deur!", riep Duczika benepen.
Hij, juist om zn lef bij zooveel vrouwen te toonen, smeet de deur wijd-open, en blafte den man in ’t portaal ongemakkelijk aan:
23