54
Joep. Hiendert nieks. Hoe zwaarder jouw kop, hoe beter jij duikelt.
Aujust. ’k Verzet geen stap.
Joep. Hahaha! Heb jij geld te veel? As jij een maand gage wiel wegsmijte, smijt die dan liever in mèin zakken. Oejoejoei! ’k Wou dat jij mijn rhoematiek en iek jouw schweren kop had !
Aujust. Waar is me vrouw ?
Joep. Is zij zoek? Eén advertentie in die
krant en — (beruikt de bloemen) .... Fijn!____
en zij krabbelt terug. Katzen en getrouwde
wijfjes kommen op d’r pooten terecht — van
wie heb jij die famoze bloemen ?
Aujust. Van hèm. — Hij zit 'r weer — met ’n witte roos in z'n — in z'n jas — op dezelfde plaats — de loge naast de directeur — tot ’k — tot ,k....
Joep. Hahaha !.... Hahahaaaa! Aujust!
Aujust! Jaloersch ? Aujust!
Aujust. Jaloersch — nee — ja — ’k weet ’t niet. — Voor mijn part.... Nou kan iedereen z'n voeten op me vegen — iedereen — jij — de andren.... In je vlerken geschoten
vlieg je niemeer. — Waarom hebben ze me opgekallefaterd ? .... As ze me hadde late