DAGERAAD
't Is alles vreugd’ in de onsterflijkheid....
Je zwijgt?
BLINDE MARJOLEIN
Wat is ’t vanavond angstig stil....
ADAM
Als het zoo'n late zomeravond is,
Hoor je 't zwijgen buiten als de taal,
Die door de eeuwigheid gesproken wordt,
De vogels slapen nou. De zon is weg.
Ik haal de lamp en lees den bijbel voor,
Van waar ik gisteren een vouw gelegd.
BLINDE MARJOLEIN Daar komt Raket. Ik hoor het aan zijn loop*
ADAM (bij het raam)
Ik zie nog niets.
BLINDE MARJOLEIN
... .’k Vergis me niet. Hij is 't.
Zijn eene voet klots moeilijk d’ andren na.
ADAM Er gaat geen mensch.
(met glimlachende bedoeling) Dat 's óók gezichtsbedrog. .. . (af) BLINDE MARJOLEIN (buigt in de bedstee over het
kind)
Ze slaapt. Zoo doet de adem niet bij een,
Die wakker is, maar zoo gejaagd en droog Klonk het nog nooit----
(bij het raam, luisterend) Nu stapt hij bij den hoek, Waar langs de glooiing sparreboomen staan.
(vouwt de handen) 't Wordt herfst. De wind waait van de bergen aan En blaren vallen met een schorren schreeuw.
(betast de bloempotten) Die bloem is dood, de knoppen zijn verdord.
Het was een eglantier. Ik wrijf het blad En ruik den geur. Nee, 'tis een anemoon.
Ben jij 't, Raket, je draagt iets op je rug____
70