DAGERAAD
En kweelt het zingen van de vogels op In een festijn van blijden lentedag.
(buiten zingen vogels) Je dacht dat dat toen óók een sprookje was En zei: als 't winter is gaat alles dood,.
God bouwt zijn tempel iedren dag opnieuw,
Zei ik je weer en jij zei *t me na.
BLINDE MARJOLEIN God bouwt zijn tempel iedren dag opnieuw.
ADAM
Hij ploegt den akker in het groot, mn kind,
En niet in *t klein. En wat de dag ook brengt,
't Is alles God voor wie maar even denkt.
Nou hou ik ook mijn oogen toe als jij En druk je hand.
(Zij zitten onbewogen. Een stilte)
BLINDE MARJOLEIN
Jij hebt zoo’n goeie stem.
(Een hoornsignaal)
44