DAGERAAD
En daar een Raadsheer aan 'n dubble strop,
En daar een Hopman naast een soldenier.
Ik lach m' een kriek: 'tis of 't heele Hof Op hoog bevel den laatsten adem blaastl Ben jij nog niet gekleed? (af van kruk)
BLINDE MARJOLEIN
Ik blijf bij ’t kind.
RAKET
Kom jij niet hier, wanneer 't heele dorp In rep en roer is om de hooge Eer.... ?
BLINDE MARJOLEIN Ik? Nee, Ik ben te veel vandaag.
RAKET
Te veel?
BLINDE MARJOLEIN Ik weet 'r alles van,
RAKET
Dat kan toch niet!
Hoe wou jij weten, als *r niemand weet?
BLINDE MARJOLEIN Hij heeft 't me verteld — ik zie 't zóó.
Ik pas op ’t kind, (tast de werkplaats rond)
Hangt voor den stal 'n kleed?
Waarvoor?
RAKET
Laat hangen nou!
BLINDE MARJOLEIN
't Is toch dag?
RAKET
Dat *s juist daarom! Bij nacht ziet niemand wat,
Geen geiten-morsboel en geen kippendrek.
BLINDE MARJOLEIN Ach, arme haan, word jij hier zoo gefopt En durf je niet meer kraaien achter *t dek?
En knijp je nou je kralen oogjens toe,
Terwijl de vogels zingen en de zon
Zoo hardop lacht, dat ik haar lachen hóór....
(klimt op kruk bij klok) De groote wijzer staat op twaalf. Op twee De kleine. Tik, tik, tik. Nou gaat ze slaan.
Een. Twee. Twee uur. Ik ben er angstig van#
40