HEIJERMANS
TIENDE TOONEEL
MARJOLEIN
(achter de werkbank, een pop in de handen nemend)
Nou is ’t gedaan.
De lieve avonden van bij het raam
Te zitten, in beluistering, zijn heen.... (tot de pop:)
Broos ding, met gaten op de tooverplek,
Waar *t allerheerlijkste in beeld opleeft,
Het groen der boomen en de nevelspits Der bergen — en van menschen het gelaat,
Klein houten ding, dat warm wordt door mijn hand, Pop met je kouwe lijfje en je rust,
Je voelloosheid, je onbewogen mond,
Wat is de macht die jóü geschapen heeft,
Bezonnener dan God, die menschen kwelt....
Ik ben een vlinder zonder vleugelkracht,
Een mól in onverlosbren winterslaap,
Schijndoode, die de wanden van de kist,
Na vruchteloos verweer nog zwak beklopt!
En jij — jij blijft de lust bij kinderspel,
Jij martelt niet je moede hersens af....
27