DAGERAAD
ZEVENDE TOONEEL
LUKAS MARJOLEIN
LUKAS (staart voor zich heen, gaat naar Marjolein, neemt haar hand)
Ik dank je wel, dat jij den sleutel nam.
(zij trekt haar hand terug) O!.... Doe jij ook al mee?.... Nu is 't volmaakt! Een vogel, die te vroeg zingt in den dag,
Te luid z n blij gefluit opklinken laat,
Wordt als een veelbeminde schijf geraakt.
Ik wacht, 'k Zie aan heel je streng gelaat,
Dat je je woorden door *n zeef laat gaan,
Schiftend de dikke, zware, en opnieuw Weer wikkend, om een zachten hagelslag Van gromminkjes, gelijk in vorm en maat,
Te storten op een dom en leelijk hoofd....
Nee, lach maar niet! Bij zon en regen saam,
Spelt zelden regenboog een drogen dag.
Of heb ik jóuw booze bui al heengepraat?
Er kloekt geen kip — er is geen luistrend oor,
We zijn met enkel musschen voor in 't pad,
Met enkel vlinders op het bloemenrek,
Met enkel poppen, die vertrouwbaar zijn,
Geheel alleen! Nou Marjolein, zeg watl MARJOLEIN Ik zeg niets,
LUKAS
Alsof zóó n zwijgen niet veel
Erger is!
MARJOLEIN
Ik ben bevreesd. Dat 's alles....
(schreit)
LUKAS
Ik voelde het — de regenboog, die ik
Zag spannen in één greep, van brauw naar brauw,
Is tegen zooveel wolken niet bestand!
'k Heb liever standjes dan dat stil verwijt....
Na Gonda Adam — en na Adam jij!
Nu nog de poppen, en 't krakeel is vol.
18