HEIJERMANS
DERDE TOONEEL
ADAM MARJOLEIN
ADAM
Toen ik nog jong was, kreeg ik met 'n lat,
Als ik zoo sprak met losgebroken tong!
Er scheelt jou wat. Jij blijft zoo stil, alsof Je over 't ouwe tobt. En dat mag niet.
MARJOLEIN Ik tob niet. Deed ik het — wat dan? Wat dan?
Een blad dat heenwaait houdt geen kleuren meer,
Een doode tak geen vocht, geen bloesemdraad----
(tast even rond) Kom, ik ga zelf — ik zal voorzichtig zijn.
ADAM Eén hart dat vol is bidt.
MARJOLEIN
Tot wie? Tot wat?....
ADAM
Dat zegt men niet, mijn kind!----
MARJOLEIN
Tot wat? Tot wie?
Je hemden vouwen en je oogen dicht,
Zoo heb jij 't ons als kinderen geleerd,
Zoo zie 'k ons nog aan) tafel zitten bij Mekaar, toen moeder leefde en mee-bad.
Je handen vouwen en je oogen toe,
Omdat je Gód in 't donker van je hoofd, Aandachtiger besmeekt dan bij het zien
Van menschen, dingen, waarvan je veel houdt____
Grootvader Adam, als ik schrei, lach ik Om 't heete vocht, dat uit mijn oogen wil.
Ik vecht het uit alleen. Ik heb een troost.
ADAM
Hoe kan een andre troost?....
MARJOLEIN
.... 'k Heb 't verdiend.
ADAM Verdiend? Wat kal je nou?
MARJOLEIN
Is er geen straf
7