over de trap binnenkomen van den Hopman door Droomelot voorgegaan). Is dat — is dat ’t kind ?
ZEVENDE TOONEEL.
Droomelot, Hopman, De Regent, Sero, Regina, Jus.
Hopman : Ja, Excellentie! ’t Heeft wat lang geduurd, omdat ik eerst wat smakkers, schreeuwers en slamp-pers — vriendjes van hém! — van ’t plein heb lèten smijten... Ze wouen weten waarom hij...
Regent: (hem met de hand wenkend te zwijgen). Ja, ja! (tot Droomelot). Ben jij....? Wat dichterbij. (stilte). Nog dichter! (stilte). Ben je — bang? (stilte). Nu, schiet ’r geen enkel woordje over? Hoe is je naam? (nijdig) Mij aankijken! Niet die mènschen ! Je voornaam!
Droomelot: Droomelot!
Regent: Droomelot! Droomelot! Hè-hè-hè! Is dat de nieuwste christennaam? Wie heeft jou zoo gedoopt? In welke kerk?
Droomelot: In welke kerk? (haalt Sero aankijkend de schouders op) Dat weet ik niet.
Regent: Nooit in ’n kerk geweest?
170