nuiten — en wat ’r meer in ’t donker van die kasten en die krotten hokt en krielt — te zien en op te zoeken !...
Regina. .. .Ik heb...
Regent. Zet jij je tanden op mekaar en hou je tong ’r tusschen als ik spreek !...
Sero. De eerste keer...
Regent. Als jij dien eersten keer rechtschapen poorter en ’n vader als ’t daar beschreven (gebaar naar testament op den grond) staat, geweest — en je dat eigen kind — of was ’t van ’n ander soms, hèhè ! — gewaarschuwd en geranseld had, dan dwóng je mij niet — tot m’n spijt (tot onze spijt, wat Jus ?) om namens ieder poorter met ’n vaderhart — verbolgen, diepverbolgen, door te tasten. Zachte meesters kweeken...
Sero. (glimlachend) Rotte wonden... 't Is niet kwaad bedacht!... (Een stilte .Hij staat op, kijkt de gaanderij in, zet zich opnieuw, begint mei moeite) Ik heb mijn dochter niets gezegd, dien eenen keer, omdat, omdat...
Regent. ...Omdat! Vermaaklijk hoe-ie zittehenglen naar ’n leugen, dood of levend !
Sero. ...Omdat ze nog zoo’n kleine droomster is...
165