Regent. Bedoelen dee je ’t evenmin ?
Sero. Niet dat ik weet.
Regent. En denken, denken ?
Sero. Zelfs niet dróómen, Excellentie — en bij God, de droom is van een bandloosheid, wanneer je stevig slaapt en snurkt, om in een ijzer dwangbuis op te sluiten!
Regent. Dus ik ben uitgezonderd ?
Sero. ’k Heb niet aan u gedacht — ’k zou vloeken bij mijn zwaard en bij mijn éér — als ik ’n zijgeweer bezat — en als ze op mijn eer in ’t pandjeshuis ’n tiende penning of ’n knijzer schoten!
Regent, (tot de vlieg) Ho! Ho! Verboden toegang, lijkenschenner! (sarrend-zoet tot Sero) Jij ruit niet op?
Sero. Beweert dat iemand ? Als ik ’t dee — had die meneer me niet gehouden, voor jaar en dag?
Regent. Jij scharrelt overal — langs veld en wegen — op markt en plein — in dorp en kroeg — Wat doe jij daar?
Sero. Verhalen en vertellen.
Regent. Vertellen? Wat?
154