Geloof, dat als ik wijven-wachter was,
M’n uniform gauw an den kapstok hing! (tot Droomelot, die glimlachend desnippers geraapt heeft)
Wil je ze liever strooien op de plaats.
Droomelot (ze spottend nakijkend).
Ik geef ze aan den wind — en woord voor woord Ik weet den stand van elke letter nog...
2de Wachter (tot Regina) ’r Uit madam!
Regina. Dus mag ik ’m niet zien?
2de Wachter. Hier namaals ja — maar bij z’n erwten niet!
Regina. Dat is gemeen! Als-ie toch stervend is! (Droomelot schrikt op, luistert onbewegelijk toe).
2de Wachter. Jij kletst! De kommandant is idioot! Ik heb ’m zelf pas in de zon gelucht!
En op de plaats heeft-ie gefloten als ’n Vink, die bij z’n voer wat suiker vindt!
Droomelot. Hij liegt!
Regina. Je liegt! Ik ga hier niet vandaan! Laat me ’r door.
2de Wachter, (z’n mouwen opstroopend):
Haha, dat wordt ’n bokspartij!
’t Spijt me wel, madam, ’t is afgelast!
248