fluistert haar wat toe — dan tot wachter). Je blijft ’r bij!
Droomelot. Dan spreek ik niet — en zoek m’n moeder later op! (Regent loopt woest op en neer, wenkt wachter — beiden af — de deur blijft open.)
VIJFDE TOONEEL.
Droomelot, Regina.
Regina. Dus — is ’t waar?
Droomelot. Wat, moederlief?
Regina. Wat overal, in elke straat ’n ieder zegt — dat jij en hij... (Droomelot knikt) O, lieve Jezus, ’t is mijn schuld! En ik — ik ben jou niet tot schrik geweest, tot voorbeeld hoe je ondergaat, als je je eenmaal geeft...
Droomelot. Ik heb me niet gegeven — (hard en trotsch) gééf me niet!
Regina. En jij en hij ? — je knikte toch!
Droomelot. Die man wordt enkel vader van ’n kind, dat ’k leeren zal hoe men hèm haten moet...
Regina. Dus... Dus... Jij ook !
Droomelot, Ik ook — je hoeft niet bang te zijn, dat ik ook op jou óóit neer zal zien!
238