Droomelot. En neemt ze weer terug! Zooals je op je woord getrapt!
Regent, (heft z’n vuist, wijkt bij haar oogen, werpt de deur open). Ik wacht.
Droomelot. (voor zich uit glimlachend).
Voor ik m’n beste zelf jou geef En ongedwongen jóu tot liefste neem,
En jou vertel het diep en teer geheim,
Dat me in wreede nachten heeft ontrust,
Vraag ’kzekerheid, dat ’kgaan kanongestoord...
Regent. Gaan naar den dood?
Droomelot. Nee ! Naar ’t leven heen !
Regent. En als je me bedriegt?
Droomelot. ’k Bedrieg je niet!
Regent. Ik zekerheid — maar jij geen onderpand!
Droomelot. ’r Is ’r een...
Regent. Wat dan?
Droomelot. Wat dan?... Ons — kind.
Regent. Ons kind! (grijpt haar onstuimig in de armen). Ons kind — en jij je weigert nog.
235