opening op en neer) Gezien! Gezien! Je pols... Heb je vannacht geslapen? ... Nu!
Sero. ’k Lei op den grond en had geen fut meer in m’n bed te kruipen... ’tls mal, ’tis zot, hoe je dan tobben kan en in ’t donker dingen zwarter dénkt dan ze bestaan...
Arts. (hem wenkend te zwijgen) Ja, ja! Hoe werkt je maag?
Sero. Heeft in de laatste dagen wat geluierd — en ’k heb geen beitel om m’n brood voor ’t heilig avondmaal te brokken! (laat het brood dat hij met de vrije hand opgenomen heeft op den grond vallen) Ik wou... Ik wou... (strijkt zich moeilijk langs ’t voorhoofd) Vreemd, dat je ziel zoo in en uit je lichaam gaat... (zakt achterover).
Arts. (zich over hem buigend) Dat schijnt nog niet de laatste keer... (tot wachter) Hé, jij — maak jij dat raam ’ns open!
2de Wachter. Ja, als ’t móét — maar doen mag ik ’t niet!
Arts. Als ik ’t zeg, dan is ’t noodig! Hij ligt in onmacht — vlug wat buitenlucht!
2de Wachter, (met ’n sleutel het kastje van de lijn openend en het tuimelraam vierend) Nou, as ’t lee an mijn, dan bleef-ie waar-ie leit! De dokter heeft geen flauw benul, wat judas of die kerel is! Niet
221