TWEEDE BEDRIJF, 24e TOONEEL 75
Cor:
Goed. Ik heb den tijd. (steekt 'n sigaar op).
A n n e m i e (neerzittend):
.... Nou sijsie, daar zalle we dan maar bij gaan zitte____
Cor:
Dus niet goedschiks ?
Annemie:
Ik wacht op drie maande met kostgeld 'r bij *— en me sleutel..
Gor:
Jij heb nergens 'n brief van m’n vrouw aan mij — over ’n historie die'k al lang — al voor maanden wist — gezien—?
Annemie:
Hèhèhè! Al voor maande!.... Ja, ja — Dan zou u geen
voet meer____
Cor:
Nou moet jij 'ns goed luisteren.... Aan dien brief is m'n vrouw en mij niet dat, niet dat gelegen. Overmorgen gaan we samen voor goed naar 't buitenland, naar de plaats waar ik vandaan ben gekomen — en dan raakt ons 't gebabbel van
niemand meer Je kan'm dus houen — of'm voor honderd
gulden aan me overdoen —
Annemie (met nadruk, valseh):
Nee, nee — voor geen duizend — wa-'k heb, hè~'k____
Cor (kalm):
....Merci. Dat wou’k maar weten — öf je 'm had! (schuift’t raam op, fluit) . ...Hè, jongen! Wil jij even'n boodschap voor
me doen? Ja? Wacht dan'n seconde (schuift het raam
dicht) Zoo Moet de politie je komen visiteeren?____
Annemie:
.... Ja 'k la-me daar door de politie____
Cor:
In je koffer zit-ie niet. Daar ben jij te glad voor, wat? met
twee eendere sleutels!.... Je neefje zal je wel niet zoo bijzonder vertrouwen.... Dus.... (krabbelt ’n paar woorden op 'n visitekaart) ...»Daar! De jongen wacht. Moet de recherche?
Moet 't op die manier, waar jij zooveel an m'n vrouw hebt
te danken____