68 TWEEDE BEDRIJF, 21e TOONEEL
Cor:
....Als dievegge nog de krankzinnige brutaliteit heb, om me voor de mal te houen, ik je zonder consideratie laat inrekenen! Begrepen?
A n n e m i e (rustig):
Dat mot u maar doen.
Cor:
Voor't laatst: ben je in 't schrijfbureau geweest, ja of nee? Annemie:
As u 't dan wete wil, ja. Maar énkel voor één sigaar.
Cor:
Dus de sleutel was van jou?
Annemie:
De sleutel is van mijn. Daar zei 'k geen verdere haarlemmer^ dij kies over make. 'k merk wel, da'k me boeltje mot pakke ■ en pakke zonder sleutel gaat niet.
Cor:
En de wasch?
Annemie:
Das gekrege.
Cor:
En de zestig gulden, die heb je niét uit't bureau?..., Annemie:
As u mijn niet gelooft, vraag 't dan an mevrouw, 'k Zou niet wete, waarom ’n mevrouw geen fooi an 'n jarige meid mag geve, die over de zes jare bij d'r dient en al bij d’r moeder gediend heit.
Cor (aarzelend):
'k Zal't mevrouw vragen — en als je gelogen heb als je op zoo’n gemeene manier de menschen heb bestolen, die goed voor je geweest zijn, dan zul je me leeren kénnen. In elk geval kun je op staanden voet je zootje pakken, 't Misbruik van ver~ trouwen met m’n schrijfbureau — en je hééle houding, zijn me meer dan genoeg.
Annemie:
Daar zelle we nog is over prate. Mevrouw is 'r ook nog. (tot Stans die binnentreedt)... .Meneer heeft me de dienst opgezeid over 'n sigaar — en over n paar hemde, die 'k van je ge~