95
jetten uit zijn borstzak).... Da’s — da’s voor jullie ....
Sytske (onbeweeglijk). Ik — ik — mot jouw cente niet....
Eelke (grinnekend). Zie je wel wat je nie-möt — één — en nog een — vijftig guldes .... (zij beweegt niet)... . Meid! (smijt het geld ivoest op de tafel).
Sytske (dof), ’k Hei-je gezeid — dat ’t uit is ....
Eelke (heftig Uit! ... Uit! . .. Dat mot jij is durve!...
Sytske (opvlammend). Durve! Denk-ie da’k voor jou .... (valsch lachend). Ha-ha-ha! Je lijkt wrel ’n aap in je pakkie! . . .
Eelke (dreigend — zich bedwingend).... Da’s verdomd gemeen! — Ik me haaste 0111 na 't garnezoen te gaan — haaste om te teekene — haaste om me te verkoope — haaste om gekeurd te worde — haaste terug — om mijn en jouw vader te helpe — jouw vader die zich van kant wou make — die zélf hier gezeid heit da-je met bidde geen wérk krijgt — en nou — nou lach jij me uit — da’s vuil — da’s me behandele as ’n hond in 'n kerk ....