2 7
2DE tooneel.
Zij. De Kinderjuffrouw.
Kinderjuffrouw. Heeft u me laten roepen, mevrouw?
Zij (opschrikkend). Waar zijn de kinderen, juffrouw?
Kinderjuffrouw. Boven, mevrouw, 'k Ben zoo met ze thuis-gekomen. Jan is wat ongezeggelijk geweest, en Fietje wou telkens met 'r voetjes de zee inloopen... Heeft mevrouw hoofd-pijn?
Z ij. Ja, juffrouw. Nee, juffrouw (haar aanloop zoekend). Juffrouw... Was u gister —- u is toch gisteravond met de stoomtram naar de stad gegaan ... ?
Kinderjuffrouw. Ja, mevrouw.
Z ij. Was u gister in 't huis? Heeft u den sleutel meegehad?
Kinderjuffrouw. Ja, vijf minuten. Jan had ’n paar boeken vergeten, en voor mezelf...
Zij. Ja, ja (aarzelend). Was u op de kamer van meneer?
Kinderjuffrouw (nadenkend). Op de kamer van meneer? Op de... Ja. De deur stond an, en omdat meneer vergeten had ’t gordijn te laten zakken, scheen de zon zoo naar binnen, dat 'k ’t zonde voor ’t tapijt en voor de stoelen vond. Toen heb ’k...
Z ij. Draagt u ideaaltjes, juffrouw?
Kinderjuffrouw. Ideaaltjes ? Begrijp u niet...
Zij (nerveus ’n pakje ontvouwend en ’r ’n haarspeld uit nemen). Of u zulke haarspelden...?
Kinderjuffrouw (glimlachend). Nee. Noem u dat ideaaltjes? Gut, wat aardig! Nee, ik draag zulke... (trekt zich *r een uit ’t haar) ... Heeft mevrouw die in meneer z’n kamer ... ?
Zij (bits). Nee! Zeg ’k dat? Beweer ’k dat? 'k Vroeg enkel of u ideaaltjes draagt... (hakkelend)... omdat, omdat ik ze draag, en omdat 'k telkens weer nieuwe pakjes moet koopen! Als u haarspelden noodig heeft, dan, dan...
Kinderjuffrouw (beleedigd). Ik heb niet de gewoonte, mevrouw, om van uw toilettafel gebruik te maken, en 'k geloof niet, dat mevrouw me in de twee jaar, dat ’k op Jan en Fietje let, zoo iets heeft hoeven te zeggen...
Zij. Dat heb ’k ook niet, juffrouw... ’k Meende alleen... Nee, ’t is in orde... 'k Dacht 'n oogenblik. ..