De moord in de trein

Titel
De moord in de trein

Jaar
1954

Pagina's
201



zo móést, zouen de schoften, die de Bankier van ’t leven hadden beroofd, ’n harde dobber aan ’m hebben. Die meneer Bok mocht onder geen omstandigheden worden losgelaten, en die zonderlinge krantenschrijver....

Te dezer hoogte van z’n bedenkingen deed-ie wat Jaap je Eekhoorn, de boezemvriend van Jan Tulp zo kort geleden gedaan had — hij luisterde, ’t Café beneden was gesloten, ’t Hotel was, nu ’r geen treinen meer konden aankomen, dicht — en toch drongen ’r, voor dat uur, ongewone ho-telgeluiden tot z’n kamer door.

Links leken ze ’r plezier in te hebben ’t een of ander te repareren, klonken zachtjes slaagjes, of ze met ’n hamer leer beklopten, rechts scheen iemand ’r genoegen in te vinden ’n langdurig bad in de lavabeau te nemen, en omdat ’r lucht in de leiding was geraakt, bromde en dreunde de kraan aller-onaangenaamst. Op ’t punt naar bed te gaan, met hoogstens ’n vijf uur rust voor zich, beklopte de Inspecteur der Recherche op zijn beurt eerst de linker, toen de rechterwand. En letterlijk dadelijk werd ’t aan weerszijden volkomen stil, Maar na ’ half uur, toen-ie door de niet-afgestelde centrale verwarming en door ’t rondspoken der avonturen door z’n hoofd, de slaap niet kon vatten, begon ’t aan twee wanten opnieuw. Humeurig mens als ieder ander, stapte-ie ’t ledikant uit, opende de gangdeur. Links wachtten de laarzen van de heer en mevrouw Macdonald, rechts die van de heer en mevrouw Aimard. Bij, de MacDonald’s klopten en wasten ze; bij de Aimar’s deden ze ongeveer ’t zelfde.

„Vreemd”, dacht de rechercheur: „’t Is of ’k enkel mannenstemmen hoor”.

Maar omdat-ie niet qualitate qua in z’n nachthemd stond te luisteren, bonsde-ie nijdig op elk der deuren. Links en rechts gingen de lichten uit, bewogen de gestoorde echtparen niet meer.

Heel vroeg zat Nathan Marius Duporc aan de ontbijttafel in de grote serre, ’r Waren meer reizigers, die met «de eerste trein weg moesten, maar die zo bang waren ’m te missen, dat ze zonder ontbijt vertrokken.

„Ik snap ’r niks van”, zei de Oberkelner: „families, die

nuchter op reis gaan  As ze u zien zitten, doen ze

idioot....”

„Ach kom”, lachte Duporc: „dat zal inbeelding wezen ----”

„Waarachtig niet, meneer Die Engelsen en Fransen

hebben betaald — ’k zou haast zeggen, toen ze u zagen — hebben geen kop thee gedronken, en ’n schijntje van ’n fooi gegeven!”

62

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.