proefneming van mijn leven, van jaren wanhopigen arbeid, gelukt. U hoeft uw hand niét weg te trekken, herhaal ik, meneer...
— Met uw permissie, stribbelde Joep tegen: ik hou daar niet van!
— Ach kom, spotte waarachtig de zonderling: ’k verwonder me ’r werkelijk over, dat Pluto — hier, Pluto! — Laat meneer met rust! — dat Pluto ’r wèl van houdt!.... Weet u, meneer — meneer! — dat dit dier met een van mijn oogen, sedert ’n volle week rondloopt — en dat ik, gedurende diezelfde periode, voortreffelijk door een van de zijne kijk....?
’t Wordt tijd dat ’k zuster Loeke roep — de vent is volslagen gek, dacht Joep, en de sensatie van met zoo een samen en alleen te zijn, deed ’m de vuisten als in dwaas verde-digings-pogen ballen. Maar terwijl de man verder vertelde, ’t eene experiment na ’t andere, als geslaagd, opsomde, werden zoowel zijn fantasie als zijn aandacht ten zeerste in beslag genomen.... Genadige hemel, als ’t op waarheid berustte — als....
— ....Dat is m’n eerste proef met ’n men-sche-oog geweest, meneer...., zette de stem uiteen: ....de eerste, omdat zich tot van
14