46
Marre. ’k Ben niet bang.
Edi. Dat ben je wèl. Je heb toch niet zoo’n spektakel gemaakt, toen ’k je twee maanden geleden ’n zoen gaf — toen je de goeie kamer an ’t stoffen was.
Marre. Dat heb ’k niet gedaan, omdat uw mama in de kamer naastan was.
Edi. En omdat je ’t zoo kwaad niet vond, wat? En op de trap laatst.... (de huisschel gaat over. Een stilte) Wie kan daar zijn? Laat bellen! (Er wordt tegen 7 raam getikt. Snel slaat Marre 7 gordijn op).
Marre. Wie daar?
Vijftiende Tooneel.
Marre. Koosje. Cornelis.
Koos je (onzichtbaar). Doe is ope, Marre! (Marre opent 7 venster) Wil jij is op me stoel kijke, kind, of ’k me beursie niet hei late legge?
Marre (bij den stoel zoekend, terwijl Edi door de tuindeur heengaat). D’r leit niks.
Cornelis (onzichtbaar). Hei-je wel góéd gekeke? De beurs met de rooie kraaltjes.