21
Koosje. Zou 'k in me twééde koppie wel suiker.... ?
Pietje. Gerust hoor! Geneer je niet!
Zevende Tooneel.
De vorigen. Evert.
Evert. Zoo. Da’s alweer goeie, *k Kom effe anzitte. Ja, schenk in. Binnen de tien minute is-die vort.
Marre. Gelukkig!
Evert. 't Zal me *t advocaatje wel worde. Of ’t rechtertje .... (het boek opnemend) Ah! Ah! Daar hebbe we ’t van de liefde!.... Johanna van den Dorpsmid De twee sterfbedden .... Da’s om angstig van te worde (leest): „Opeens ontving het rijtuig een hevigen schok, een „felle bliksemstraal scheen het rijtuig in brand te „zetten, en werd onmiddellijk gevolgd door een ge-„duchten, ratelenden donderslag, de postiljon slaakte „een schrikkelijke^ kreet, het rijtuig slingerde en „stortte van den weg af in de rivier, die bezijden „den eenen dijk vormenden weg stroomde. De „bliksem had een der paarden gedood.” Da’sniet voor de poes. *k Zal effe an ’t end kijke.