140
sen”. Met het gaaf en ongerept vermogen, om bijv. in de koele lijn van Op Hoop van Zegen of Schakels voort te successen, leverde ’k me over aan geraas, leugens, kritikasterij. Er was geen verga-lopeering in ’t spel, geen abuis, geen hortende inspiratie. Ik wou,, wou me te grabbelen gooien, weer en kwaadaardiger worden afgerost door de euneuchen, die den kunst-harem be-schildwachten en ’n snotterige kou in ’t Leven beloopen — 'k wou den jammer van duizenden ouwetjes, mishandeld, weldadig gekooid, uitspreken — ’k wóü dat — en na de première siepelde 't kunst uit verstopte goten aan de eene zij — en aan de andere, gingen ze met ijver boter proeven in de keuken van 'n Gesticht te Amsterdam ! De clown buitelde ongewoon. Men kermde en griende esthetische tranen — men schreef kolommen over boter en margarine — men klitte verdachtmaking aan laster, ’t Is afge-loopen. Dit m’n zéér lief stuk, met z’n herinneringen aan ’t Ellendigst van ouwe vrouwtjes en mannetjes, is in den doofpot geraakt, ’t Misbaar over kunst en boter heeft 'n paar weken geduurd — en ’t Gestichtsleven, in bescherming genomen tegen den onwilligen Paljas, bleef in naakste grofheid.
Wij auteurs-die-begrip*van-onze-taak hebben, die er geen kunst-eer in scheppen novelletjes, roman