HEIJERMANS
ZESTIENDE TOONEEL KATER PRINS ARTHUR
ARTHUR Wat doet u vreemd,
KATER Ik spin,
ARTHUR (lachend) Heel aardig! Meneer Van
Angorensis: op den man af — ligt u met den Hofmaarschalk, den Rentmeester en den Opperhoutvester onder één deken?
KATER Onder welke deken?
ARTHUR Maakt u alsjeblief geen gekheid! De zaak is te ernstig. Ik weet wel dat geld een verleidelijk lokaas is, maar geld kan met geld overtroefd worden, niet?.... En om de wille van de smeer likt de kat de kandeleer....
KATER Ik lik niemand, hoogstens mezelf. En bij mijn weten is dat gelik van een kandeleer larie en laster!
ARTHUR Waar heeft de Hofmaarschalk u opgediept?
KATER In mijn woning,
ARTHUR In welk dorp?
KATER Wat doet dat er toe?
ARTHUR Is u ingeschreven in den Burgerlijken Stand van uw gemeente?
KATER (zich wasschend) Dat zal wel,.
ARTHUR O! Zal dat wel?.... Klopt met mijn vermoedens! Meneer Van Angorensis, weet u waarop ik u taxeer?
KATER Nee,
ARTHUR U maakt op mij den indruk van een gedeci-deerden chevalier d’industrie te zijn......
KATER Ach kom. Dat doet mij genoegen!
ARTHUR Laat u zich dat zeggen, zonder er bij op te stuiven?
KATER Ik stuif alleen op, als het hard waait of als er gemeen weer op til is,
ARTHUR Uw voorkomen bevalt mij niet — u durft iemand haast niet in de oogen te kijken — u maakt uw entree met charlatannerie — en geeft ontwijkende antwoorden, wanneer men u vraagt naar de meest gewone dingen. ... Als aanstaande schoonzoon van een overspannen Koning, die vandaag of morgen
69