de boekhouder: ...Op me woord van waarachtig... Loop-je weer vort?...
cobus: Me nichie zit alleen thuis-me zuster is uit schoonmake bij de pastoor-d’r mot ies weze. de boekhouder: Wie maakt je de praatjes wijs? cobus: De klerk van de waterschout zeit-zeit. Ach lieve God... af.
achtste toneel. De boekhouder, Saart
sa art: Misschien het-ie gelijk. de boekhouder: Alles kan. saart: Het meneer Bos nog hoop?...
de boekhouder: Hoop? Négen weke-zo’n kreng van ’n schip -na dié storm. Alles kan, néé-’k geef ’r geen cent voor. Zés weke proviand. As ze ’n Engelse haven ware binnengevalle, had je bericht.
negende toneel. De vorigen, Clementine
clementine: Dag Saart. Kaps, is ’r binnen visite? de boekhouder, door het raam kijkend: ’t Rijtuig van de burgemeester. Commissie-vergadering voor de klok. Wéér ’n ander spannetje, ’k Wou dat ik de cente had. clementine, haar schetsboek op Bos’ lessenaar leggend: ’k Zag Cobus daar lopen. Stakker. Wat is dié oud geworden. Je zou ’m haast niet herkennen. 9t Schetsboek opnemend. Kijk. Zó was-ie drie maande gelejen-kras-vrolijk. Je mag óók wel kijken, Kaps.
de boekhouder: Nee, juffrouw, ik heb geen tijd. saart: De dood van Daantje het-ie zich erreg angetrokke... die twee zag je altijd samen, altijd an ’t redenere-nou het-ie in de diakenie niet één vriend-dat scheelt ’n boel. clementine: Herken je die?
saart: Nou! Da’s Knier-da’s Barend met ’n mand op z’n nek -en da’s. De telefoon gaat over. Clementine slaat het boek dicht...
de boekhouder: Meneer is uit. D’r wier strakkies al gescheld. clementine, luisterend: Ja?-Pappie is ’r niet.-Hoe lang zou ’t
67