raar gezicht wenne... geert: Raar gezicht... Nül ’k hou ’n bokkie!... Hadde ze de duvel in?... Nors. Nou? barend: Dat weet ’k niet...
geert: Verrek-jij weet niks! Een zwijgen-Barend slipt weg.
twaalfde toneel. Jo, Geert
jo, met ’n gesprenkeld konijn in de hand: JezisL. Laat het vallen. Géért!... Vliegt op hem toe, slaat de armen om z'n hals, barst in zenuwsnikken los. geert, dof: Schei uit! Dat verdomde geblèr-schei uit! jo, voortsnikkend: Ik ben zo blij-ik ben zo blij... geert, grimmig: Nou! - Nou! jo: Ik kan ’t niet helpe! Snikt heftiger.
geert, haar armen loswringend: ...Nou dan! ’k Kan zo’n boel leven niet an me kop hebbe... jo, verschrikt: ...Zo’n boel leven?
geert, grommend: Dat snap je natuurlijk niet... Zes maanden alleen-alleen met je eigen vuil-in ’n cel... Verblind de hand voor de ogen houdend. Laat ’t gordijn wat zakke-’t is hier ’n zon om dol te worde! jo: God... Geert... geert: Toe dan!... Da’s beter. jo: Is je baard?
geert: Me baard beviel ze niet... Die wou ’t Rijk hebbe... Lelijk geworden, wat? ’k Zie er belazerd uit, wat? jo, aarzelend-lachend: Jij? Nee. Hoe kom je ’r op? Je zou helemaal niet zeggen... Snikt opnieuw zachtjes. geert: Wel verdomd! Heb je niks anders te vertellen? Zij lacht nerveus. Hij wijst op z'n slapen. Grijs geworden, hè? jo: Nee, Geert.
geert: Je liegt! De spiegel wegtrappend, ’k Heb ’t zelf gezien. De schooiers, om ’n zééman op te sluite in ’n hok waar je niet lope kan, waar je niet spreke kan, waar je... Slaat woest met de vuist op tafel.
20