die smerige rook heen-gemotte. . .. Lekker 1. .. (gaat het trapje van het midden-venster op, licht den sluitboom uit de haken).... ’n Wonder dat je je hart uit-hoest!... Nou dan !
J a n (onzichtbaar en hoestend)... . De gesp wil niet los, die verroeste gesp!
Maria. As je je buik inhoudt....
Jan. Ken jij je buik inhouen, terwijl je hoest, stomme meid? . . . Van wie is die andere machine?
Maria. Van de juffrouw.
Jan (van het trapje af komend). Is die dan thuis?
Mari a. Da’s de reserve, as ze benejen vuile streken uit willen halen. Dag! Dag! Wat kom jij hartelijk binnenvliegen! (hij pakt haar) Da’s in vier avonden en vier nachten, de eerste keer. Waar heb je al die tijd gezeten?
Jan. Ik geef ’t jou te doen uit de groentenkelder weg te vliegen, as je om de tien huizen ’n patroelje tegen ken komen!
M a r i a. ftn vanavond dan ?
Jan. Vanavond schijnt ’r wat an ’t handje te zijn. Geen soldaat, geen smeris te zien. Om half negen ben ’k ’r fijn tusschenuit getrokken (haar