54
L a k e i (kijkt streng en uit de hoogte toe, terwijl de löerklieden snel bezig zijn, loopt een paar maal deftig-strak op en neer, gaat in een fauteuil aan de tafel zitten, em boek open, springt
bij een vermeend geluid angstig op, zit weer deftig-strak neer). Klaar of niet klaar? (kijkt op z’n horloge). Bij tweeën! We hebben geen tijd te verliezen.
Eerste Werkman. Klaar! (komt van de ladder af, zoekt het gereedschap tezaam).
Tweede Werkman. Knap wie d’r nou in, en nog knapper wie d’r uitvliegt! (tot lakei) Daar ken je je met z’n zessen an ophangen en je schoonmoeder d’r bij.... (de ladder over z’n schouder nemend). Weet jij, waar we verder motten wezen?
Lakei (zonder van z’n boek op le zien). Dat moet ii beneden bij den portier informeeren. . . (schelt zittende).
Tweede We r k m a n (na een stilte tot zijn kameraad droog). Nou bennen me zoo goed as hof-traliemakers, watte?
Lakei (zich onbewogen omdraaiend). In ’t kabinet van Zijn Hoogheid wordt niet gesproken. (tot den tic eeden lakei in de achterste deuropening)