t* i Li iu s (stuiterend). Dal i> ontzeil’ Li raadsel, Uw Hoogheid. . . .
Vorst (bijtend). Dus — uit de lucht komen vallen ? En voor jou is dat ’n raadsel? Daar straks heb je me ook wijs gemaakt, dat ’n anarchist met vleugels ’n ooievaar was!...
P 1 u m s. . . . Uw Hoogheid. . . .
Vorst (woedend).... Mond houen, meneer, sacrénom! Als je geen onderscheid meer weet tusschen ’n anarchist en ’n ooievaar, als je van m’n blauwen bril misbruik maakt, en me op de mouw speldt, dat de vogels hier niet meer zingen, omdat ’r sperwers in de buurt zijn, sperwers meneer - • mond houen, meneer, sacrénom! — dan kan ik je diensten niet langer accepteeren! Hiér met je strooper of je houtdief! We zullen ’m ’n beetje kortwieken als ’n kip of’n haan - ’m ’n behoorlijke ren bezorgen, liahaha! (spottend) Ik dacht, Plums, dat jij beter* je vleugels uitsloeg! Hier met dien grappenmaker! (Plums verwijdert zich even. De vorst, gesteund door Marius, zet zich nijdig op het terras. Verschijnt Ida Hildebrancl, in manskleeren, door twee boschwachters vastgehouden, welke op ’n ivenk van
Plums iv eer heengaan) Dichterbij, kereltje! Nog
dichter! Heb jij daarboven sardines gesnoept, en ons op wat je niet meer bliefde getrakteerd?
3