136
ter hoogte van de Groote Beer — pa, ik kom beslist niet terug, voor ik de vlag halfstok zie, en ik trouw niemand anders. Ossip. Post-scriptum ”
Vorst (de kaartdeelen finaal verscheurend).... Weg met z’n post-scriptum ! Kan me niets schelen, of ’r nog zoo’n ding bij is gekomen! (zet zich op den stoel). Zou je niet zoo beleefd willen wezen, meneer, om je parapluie op te houden? Je vóélt toch dat ’t spet!
M a r i u s. (de parapluie openvouiuend).... Ja, ’t schijnt weer een weinig te beginnen.. . . (gaat met de parapluie naast den vorst staan).
Vorst, (na een stilte). Je mag ’r wel bij gaan zitten — je ben geen lakei.
M a r i u s. (schuift een stoel naast dien van den vorst, zet zich naast hem onder de parapluie). Dank 11, Hoogheid.
Vors t. (na een zeer lange stilte Marius'1 hand grijpend) ... Jij ben — jij ben —■ ja, dat ben je____
Mari u s. Ja, Uw Hoogheid, dat ben ik. . . .
Vorst.... Ik heb nooit véél vrienden gehad
— jou vertrouw ’k volkomen, volkomen (droogt
zich de oogen).. . . Wat die jongen gedaan heeft, nu al volle acht dagen en nachten, is zoo pervers, zoo gemeen, zoo door en door. .. .