108
Ossip (languit op ’t bed liggend). Ik moet even gaan liggen. Ik voel mijn rug niet. ’t Is hier leuk, leuk, leuk. Ik ga nooit meer terug (geeuwend). Als ik zoo tien minuten lig, slaap ik in als ’n roos. Wat ’n toeval, dat ik op de kamer van de lakeien de machine van George zag staan. . ..
Ida. Hebben jullie lakeien?
Ossip (geeuwend). Ach, ik ben ’t zelf, half en half.. .. Dat is gister de laatste keer geweest, dat ik: ,,Meneer de Burgemeester,’t was heel mooi en ik dank u wel”, heb gezegd. . . .
Ida. Zeg, je gaat toch niet slapen?
Ossip. Dat weet ik nog niet. Jullie hebben heerlijke bedden.... W7at zullen ze zoeken! De gouverneur wordt minstens onthoofd.. . . Rook je niet meer?
Ida. En hoe! (hoest) ’k Geloof dat’k nóg liever pruim! De rest voor strakkies. ’k Heb om twaalf uur nog ’n heele sjouw met m’n vader — die beste, brave, goeie, eerlijke vader. ...
0 s s i p. Ik wou dat ik zoo over den mijne kon spreken. Ik heb nooit ’n vader gehad.
1 d a. Ik wel. Ik dweep met ’m. We hebben met z’n twTeetjes zoo’n boel meegemaakt. Ja. Voor twaalf jaar, na den dood van moeder, die niet van