106
Ossip.... ’n Tragische verliefdheid, kerel ■— zoo een als je alleen in romans vindt. .. . Hou jij van romans?
I d a. Ik — ik heb nog voor niks tijd gehad. ... En vader wil niet, dat ik alles lees.....
Ossip. Jammer genoeg. Je moet je niet op je kop laten zitten!... Nu, dat met die verpleegster heeft me slapelooze nachten gegeven....
l d a. Heeft u ’r gevraagd?
Ossip. Toe zeg — zeg jij nu ook jij, Hildebrand ! Ik heb nog nooit anders dan u gehoord! Willen we jij-en?
I d a. Ach, wij vliegers jij-en en jou-en allemaal met mekaar. Zoo dicht bij den hemel, ben je zusjes en broertjes.... Nou en ? En? ...
Ossip. En? En?... Hopeloos, ’n Afgrond. Twéé afgronden. Ze was de dochter, de éénigê dochter van ’n hofleverancier. ...
I d a. In wat?
Ossip. Weet ’k niet. Heb ik niet naar geïnformeerd.
I d a. God, wat ’n rare ben jij! Dan zat die verliefdheid ’r ook maar dunnetjes op. .. .
Ossip (zuchtend). Nee. Ik heb ’r onder ge