46
onnen en tochtvrije ramen ! Wie zet ’r in ? De bewijzen van eigendom en de veilconditiën liggen ter inzage ! Allo, allo, is er zoo weinig animo ? {tot iemand van het publiek) Wat zegt u ? Ik versta u niet. Hoeveel ? Honderd gulden ? Maar dat is toch geen bod, meneer! 'n Kompleet Heerenhuis, 'n paleis, dames en heeren ! 'n Hecht, sterk en weldoortimmerd, huis dat millioenen gekost heeft. Dan kan ik het beter voor afbraak verkoopen ! Komaan, dames en heeren, ik heb de opdracht van de Hollandsche natie als mijn principaal om het aan de meestbiedenden of hoogstmijnenden . . . We kunnen het toch niet laten vervallen. Onderhands heb ik het aangeboden aan Rusland, Duitschland, Oostenrijk, Servië, Frankrijk, Italië, Engeland, Montenegro. Die komen wel weer in 1916 om hors d’oeuvre varié, tong met rijnwijnsaus en poularde de Bruxelles te eten, maar die hebben op het oogenblik geen trek in zóó’n buitengewonen tweede hands koop ! En wij kunnen het toch ook niet langer gebruiken, nu we 'n beter, goedkooper en minder omslachtige gelegenheid hebben gevonden ! Wie biedt op dit Heerenhuis met elke drie maanden ’n oorlog toe ? Ik heb het Camegie gepresenteerd en aan de monsterkamer van het Panopticum, aan het Leger des Heils en aan Meerenberg. De menschen schijnen er bang voor te zijn, of 't 'r spookt of dat 't niet vrij is van ongedierte. Op m’n woord : het is vrij van alle gebreken ! . . . Wie biedt! Onze hollandsche jongens zijn gemobiliseerd. De vesting Amsterdam is op voet van oorloggebracht. Villaas oprijksgrond worden gesloopt, bosschen gekapt. Er is haast geen huishouden of het mist een broodwinner. Elke dag kost ons millioenen. En eer de groote oorlog voorbij is, is half Holland geruïneerd. De Lommerd heeft geen geld meer, de middenstand stikt in de zorgen, de arbeiders doen voorbeeldig hun plicht, maar de vrouwen en kinderen lijden gebrek. Het is de meest uitgezóchte tijd om ballast en luxe op te ruimen. Wie biedt op mijn Heerenhuis ? Geneer je